Het was me het weekje wel. Druk. Vergaderingen. Plannen. Recepties. Allemaal zeer vruchtbaar. Een beetje zoals alle andere weken. Maar nu was er een mooi vooruitzicht. Een tweedaagse studiereis naar de Somme en de Aisne. Een eductour noemen de Fransen dat. De sloebers.
Een goed gevuld programma. Dat wel. Van schitterende musea met geweldige objecten naar de obligate etalagepoppentafereeltjes. Want het blijft natuurlijk Frankrijk. Mooi museum in Péronne. Clean. Strak. Misschien iets te.
“Ze waren wel proper, de soldaten. Die schoenen lijken nieuw, kijk maar naar de zolen.”
“Waarschijnlijk was de soldaat een schoenmaker. En die blijven bij hun leest, ook in de loopgraven.”
Het zou zo maar kunnen.
Fantastische sites. Een krater. Een ruïne van een abdij. Een ondergronds complex in een groeve. Loopgraven. Begraafplaatsen. Britse, Franse, Duitse. Slachtoffers uit alle windstreken. Bezoekerscentra. Monumenten. Een beetje zoals in de Westhoek. Maar toch heel anders. De geweren worden ook daar in stelling gebracht. En gidsen. In het Frans, Engels, Duits en Nederlands. En West-Vlaams. Verwarrend soms. En een beetje grappig. Viertalige simultaanvertaling. Faut le faire.
Eventjes wenkbrauwgefrons toen de franstalige gids met Duitse roots begon te zingen. Zijn naam was Yves. Tipperary in gebroken Engels op de bus. The Voice van de Aisne. Geen winnaar. Te weinig grain… En toch slaagde hij erin bij de ruïnes van Craonne iedereen stil te krijgen met het Chanson de Craonne. Dat dit een verboden lied was tot in de jaren ’70. Reactionair. Protestsong avant la lettre. Kippenvel. Ondanks zijn povere zangkwaliteiten. Faut le faire…
Adieu la vie, adieu l’amour,
Adieu toutes les femmes
C’est bien fini, c’est pour toujours
De cette guerre infâme
C’est à Craonne sur le plateau
Qu’on doit laisser sa peau
Car nous sommes tous condamnés
Nous sommes les sacrifiés