Het is nogal surreëel. Wanneer jullie dit lezen, zal hij er al niet meer zijn. Maar terwijl ik dit schreef, was hij er nog.
Ik kom er net vandaan. Hij ligt op de afdeling palliatieve zorg. Van hetzelfde ziekenhuis waar ik ooit lag. Pronkend met dezelfde pyjama die ik ooit aanhad. Praten gaat moeilijk. Rechtstaan of stappen lukken al helemaal niet meer. Hij gaat razendsnel achteruit. Maar op dit moment weet hij nog alles. Hij babbelt en lacht. Voor hij weer in slaap dommelt. Het begon allemaal wat stom. Met een beetje hoofdpijn. Die altijd wel aan iets kon gerelateerd worden. Eerst een oorprop. Dan een kaakabces. En vervolgens de pijn van twee getrokken tanden.
Maar het sluimerde al. De dubbele tong. Het moeilijker stappen. Niet meer goed uit zijn woorden raken. “Misschien een kleine beroerte gehad,” zei de dokter nog. Tot hij stomweg viel. Naar de spoed. Van de ene specialist naar de andere. En dat voor iemand die nog nooit in een ziekenhuis was opgenomen. We hadden snel door dat het iets ernstigers was. Maar dit verwachtte niemand. Longkanker en botkanker, uitgezaaid naar het hersenvlies. Niets meer aan te doen. Behalve hem zachtjes achteruit zien gaan. Hopen dat hij niet afziet. En elke dag een beetje afscheid nemen, dankbaar voor de momenten dat hij nog bij ons is. Maar het is verdomme hard. En onrechtvaardig.
Hij weet het wel. Dat het echt niet goed is. Maar over het feit dat hij niet meer naar huis zal kunnen, zegt hij niets. Waar hij eerst nog plannen had (minder kanaries!), zijn die sinds enkele dagen verdwenen. We lezen het in zijn ogen. Zoals een Westhoekdichter het zo schoon verwoordde:
Oj kijkt up mij’, en ik up joe’
Me sloan nuze oog’n nere,
Me zegg’n niet’n, en pertank…
Me zegg’n toch zo vele
En zo wordt dit mijn eerste tekstje dat hij niet meer zal lezen. Geen “goed gedaan ventje, mooi geschreven” meer als ik bij mijn ouders thuis kom, en het magazine al uit de verpakking gehaald is om direct naar de column te bladeren. Want dat was het eerste wat hij deed. Met zijn bril half op zijn neus. Trots. Het lag altijd op tafel, en iedereen die binnenkwam moest het bekijken, willen of niet. Het wordt raar. Maar op dit moment, genieten we nog van de tijd die ons met hem rest. Merci, papa.
Er heerst een kleine revolutie in mijn hoofd. Neenee, geen Napoleon Bonaparte, Guy Fawkes, Ché Guevarra of Illuminati. Spaar me daarvan. Een heel ander soort revolutie. Vorige week mocht ik voor het laatst op controle. Want ja, zo lang is het ondertussen al geleden. Vijf jaar. Het deed me meer dan ik dacht. De laatste keer in de CT. De laatste keer wachten op die ongemakkelijke gele stoeltjes. De laatste keer ongedurig heen en weer schuifelen en me opjagen in het te lange wachten. De laatste keer een infuus met contrastvloeistof. De laatste keer…
De oncoloog begon zijn betoog heel plechtstatig. “Ik heb slecht nieuws voor u. Onze wegen zullen scheiden vanaf vandaag.” Ik moet toegeven, na de eerste zin stokte mijn hartslag. En mijn adem. En zowat elk spiertje in mijn lijf. Het was maar een kwinkslag. Een flauwe, akkoord. Ongepast, dat ook. Maar even later is alles wel vergeten. Het is goed. Niets meer te zien. Dat hij me bijna niet meer herkende. Tja, een kilo of 10 af doet wel wonderen. En een nieuwe coupe ook. Een uitstekend rapport dus, doe zo verder, en tot nooit meer. Of toch niet in deze omstandigheden.
In de gang schoot ik even vol. Vanalles schoot door mijn hoofd. Zou ik nog even naar “mijn” kamer gaan? 241? Door die ziekenhuisgang met de vogeltjes? Neen. Liever niet. Weg. Zo snel mogelijk. Net als toen. Genoeg tijd hier verspeeld. Genoeg rondgedwaald. Genoeg… Weg. Vooruit. Auto in en naar huis. Blijkbaar is de parkeerprijs wel gestegen. Toch iets waar je donder op kan zeggen: het leven wordt altijd duurder. Sommigen noemen dat evolutie.
Pas toen begon ik te beseffen dat ik vrij was. En hoewel de angst nog altijd achter een klein hoekje loert, probeer ik. Zo goed ik kan. Neen, geen controles meer. Joepie. Denk ik, want ook de zekerheid en de geruststelling om de zoveel maanden zijn weg. Het is dus wel aanpassen. Elke kramp, elk pijntje doet alarmbellen afgaan. Maar toch kom ik er wel. Stapje bij beetje. Soms een goede dag, soms een slechte. Die dag ben ik begonnen aan de rest van mijn leven. Sommigen noemen dat een beetje onnozel. Ik noem dat een revolutie…
Soms word je zo ver terug met je neus op de feiten gedrukt, dat het niet meer grappig is. Een tijdje geleden kochten we een huisje. Fijn! Maar daar hadden we wel een lening voor nodig. Geen probleem! Toch niet de eerste keer dat we bij Argenta langsgingen. Een hoop over en weer gebel en gemail later, toch uiteindelijk de centjes bij de notaris gekregen. Minder dan we wilden en allemaal nogal chaotisch, maar dat is een verhaal apart. Een schuldsaldoverzekering leek me wel aan de orde. Geen probleem! Toch niet de eerste keer dat we bij Argenta langsgingen. Tot vorige week een aangetekende brief in de bus zat.
“Geachte cliënt
U hebt bij Argenta Assuranties een schuldsaldoverzekering aangevraagd. Wij danken u daarvoor van harte.
Bij uw aanvraag hebt u een medisch dossier ingediend. Op basis daarvan zijn wij genoodzaakt uw aanvraag te weigeren. De reden daarvoor is antecedent van GIST (16 cm)
Met vriendelijke groeten”
Een behoorlijke kaakslag. Niet dat ik wil ontkennen dat dit gebeurd is. Maar het is wel ondertussen 5 jaar geleden. De dokter had het over “genezen verklaard”. Blijkbaar had ik het bij het verkeerde eind. En word ik nog eens gestraft voor iets waar ik ook niet voor gekozen heb, en waar ik al helemaal niets aan kan doen.
Blijkbaar baseren ze zich op studies, en op percentages, om alles te evalueren. De gemiddelde kansberekening dus. En hoewel mijn prognoses schitterend zijn, word ik herleid tot een procent-geval. Sta je overal te pronken in je blote bast met een Kalsjnikov in je handen op foto’s met IS-slogans, geen probleem voor Argenta. Zolang je natuurlijk niets ingevuld hebt bij “gevaarlijke hobby’s”. Ik vermoed zelfs dat de gemiddelde seriemoordenaar meer kans maakt om een schuldsaldoverzekering te krijgen dan ik. Brave sukkel uit de Westhoek. Die toevallig eens iets heeft voorgehad.
“Amper 0,7 procent van de aanvragen voor schuldsaldoverzekeringen van chronisch zieken wordt geweigerd, en het aantal weigeringen is de laatste jaren nog afgenomen, omdat de verzekeringsmaatschappijen inspanningen hebben gedaan om zoveel mogelijk risico’s te aanvaarden. Maar de risico’s variëren, en in functie van het risicoprofiel zijn bijpremies mogelijk. Die kunnen hoog oplopen.“
Aldus Assuralia. Ze houden precies wel van procenten, die mannen. En risicoprofielen. Plots ben ik bijna staatsgevaarlijk. Na een kanker te krijgen die maar 150 mensen per jaar treft in België, behoor ik nu ook tot de “amper” 0,7% die geen verzekering kan krijgen. Ik denk dat ik meer kans heb om de Lotto te winnen, al was de laatste trekking ook niet voor mij weggelegd. Weer geen geluk dus.
Zoals je wel kan merken stoort het me gigantisch. Als het op betalen aankomt, ben ik goed genoeg. Ook voor Argenta. Maar iets krijgen? Neen, daar stopt het voor hen. Want ja, mijn risico he. Eventjes het “Ethisch Handvest” van Argenta erop nageslagen.
Argenta wil op een maatschappelijk verantwoorde wijze ondernemen. Onze activiteiten moeten de hele samenleving ten goede komen.
Behalve iemand die ooit kanker had blijkbaar.
Argenta wil tegenover u een onberispelijke houding aannemen. Behalve de “Geachte cliënt”, nog zonder gepersonaliseerde aanspreking, maar kom, en de “met vriendelijke groeten”, kwam het nogal koel en afstandelijk over. En dan nog enkel via een aangetekende brief, niemand over gehoord. Kan aan mij liggen.
Argenta wil al zijn cliënten voorkomend behandelen. Als u bij ons een krediet aanvraagt, solvabel bent en voldoet aan alle interne kredietvoorwaarden, zult u dat toegekend krijgen.
Blijkbaar geldt dit niet voor schuldsaldoverzekeringen. Ik heb me nog nooit zo klein gevoeld als het moment dat ik die brief las. Voorkomend? Niet direct neen.
Argenta respecteert de grondprincipes van de universele mensenrechten zoals ze geformuleerd staan in de universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Argenta steunt het recht op gelijke kansen en niet-discriminatie.
Echt gelijke kansen krijg ik toch precies niet. Discriminatie is een groot woord. Maar mag ik me toch eventjes gediscrimineerd voelen nu?
Als cliënt mag u van ons redelijkheid en menselijkheid verwachten. Maar krijgen is iets anders.
Allemaal schoon op papier. Maar daar blijft het in mijn geval bij. In plaats van een IS-strijder ben ik voor Argenta een WAS-strijder. Moedig gedaan, heer Gombeir, maar toch ben je voor ons voltooid verleden tijd. Jij hebt wat ons betreft geen recht op dromen, op een toekomst, op een normaal leven. Wij zullen er je wel op tijd op wijzen dat je leven voor ons niets meer waard is, want onverzekerbaar. Bedankt.
Maar je hebt toch helemaal geen schuldsaldoverzekering nodig, heer Gombeir, om een lening te krijgen? Klopt. Maar daar gaat het eigenlijk niet om. Ik wil er gewoon één. Niet in het minst om de mensen die ik graag zie te beschermen. Morgen kan ik omvergeknald worden door een auto. Of – godbetert – door een IS-strijder. Niets te maken met mijn geschiedenis. Niettemin, voor Argenta kan een schuldsaldoverzekering blijkbaar enkel voor “perfecte” mensen, die nooit iets hebben gehad. Iemand met “antecedenten” – het woord alleen al – die het eigenlijk het meest van al kan gebruiken, daar houden ze hun handen van af…
Er is wel goed nieuws! Ik kan een herevaluatie aanvragen! Hoera! Eventjes een en ander opgezocht. Sinds begin dit jaar is de wet Partyka in voege. Een opvolgingsbureau zorgt voor een herevaluatie. Nog los van het feit dat ze maandenlang hebben stilgelegen, staan ze nu weer paraat. Ofwel bekijken ze of je toch een verzekering kan krijgen bij de verzekeringsmaatschappij (met een serieuze bijtelling), ofwel sturen ze een brief terug dat de weigering verzekeringstechnisch aanvaardbaar is. En als je te veel moet, komt er een fonds tussen vanaf een bepaald percentage. Klinkt allemaal heel schoon. Op papier. de ervaringen die je op internet vindt, zijn minder rooskleurig. Wat me niet zal tegenhouden om toch een briefje te sturen. Baat het niet… Al vrees ik dat mijn enige optie een offerte bij een andere maatschappij aanvragen. en hopen dat zij wel iets menselijker zijn.
Argenta. Uw appeltje voor de dorst? In mijn geval is het eerder Argenta, mijn appeltje voor iemand anders’ dorst…
Het was me het maandje wel… Stomweg gestruikeld. Een schobbelingsje zeggen wij daartegen. Wat eerst allemaal wel leek mee te vallen, werd plots toch iets ernstiger. Een hand die twee keer zo dik werd als normaal. En een pink die alle richtingen uitwees. We hebben wel erger meegemaakt, dus eventjes de pijn verbijten. Morgen is het wel beter. Een slapeloze nacht later, was een bezoek aan de dokter toch de enige optie. Koppige ikke… Ziekenhuis. Röntgenfoto’s. Ja, gebroken. Heel goed zelfs. Al hadden de paar luide knakjes tijdens de val dat wel al verraden.
Alles komt in orde, zei de dokter. Heel goed vastzetten. En die pink, waarvan het onderste bot helemaal naar de filistijnen is, plakken we in een brace vast aan je ringvinger. Want samen zijn ze sterk. Sindsdien loop ik rond met een exoskelet rond mijn rechterhand. Het klinkt allemaal retecool, recht uit Star Wars. Maar het is het allerminst. Sindsdien hangt mijn ringvinger er maar werkeloos bij. Te bengelen. Steun te geven. Wachten op betere tijden.
Auto rijden lukt niet. Al was dat wel te verwachten. Maar ook andere, simpele dingen worden plots een lijdensweg. Koffie zetten, bijvoorbeeld. Hoe je de helft van de gemalen koffie al kwijt bent nog voor je aan de machine bent. Eten, ook grappig, hoe het exoskelet een onbedwingbare neiging heeft om eventjes in de soep te baden. Met een nog half verbrande vingertop tot gevolg. De eerste keer lach je er nog wel eens mee, groen, dat wel. De volgende 30 maaltijden iets minder. Eventjes gestopt met soep eten. Alle vuil (en soepresten) blijven hangen. Geen mogelijkheid om vlug eens je handen te wassen. Douchen gebeurt met een plastic zak. En hulp. Een kleuter van 4, zo voel ik me ongeveer. Eén voordeel: mijn pink staat altijd gestrekt. Zelfs bij het drinken van een glas water volg ik alle regels van de etiquette.
Gelukkig heb ik een sterk iemand naast me. Net als mijn ringvinger de gebarsten pink ondersteunt, kan ik rekenen op een hoop goede hulp. Maar in tegenstelling tot mijn ringvinger, hangt die er niet werkeloos bij. Alleen lukt het misschien wel, maar toch alleszins niet zo goed als samen. Dat heb ik wel geleerd. Het gefrustreerde gevloek moeten aanhoren als er weer eens iets niet lukt. Geduldig kijken hoe traag ik een trui over mijn hoofd trek. Wachten tot ik klaar ben. Mij iets laten proberen terwijl ze weet dat het veel te lang zal duren. Iets laten doen terwijl het meer in de weg lopen is dan iets anders. Zonder morren. Integendeel. Doe maar. Probeer maar. Het lukt je wel. En anders help ik je. Samen zijn we sterk.
Binnen een paar weken worden mijn pink en ringvinger gescheiden. Moeten ze het weer alleen zien te redden. Wat wel zal lukken. Ik ben blij. Niet alleen het vooruitzicht om niet langer nodeloos koffie naast de machine te dumpen of van een onverbrande vingertop. Maar vooral omdat ik weet dat mijn steun niet wegvalt. Eender wat er aan komt. Samen. Samen zijn we sterk.
Fortify us take me higher
Shine another light into my heart
Let the future come to me now
I can take it, I can make it
(Broken Bones – The Van Jets)