Peter Gombeir – Kamer 241

Happy people have no stories

Peter Gombeir – Kamer 241 - Happy people have no stories

Man down

Morgen. Morgen mag ik naar huis. De hele nacht hebben ze ijs op Gastons been gelegd. Omzwachteld. Maar ze schoven er altijd weer af. Hij trok het zich niet aan. Hij dartelt vrolijk rond. Alsof er niets aan de hand is. En toont aan iedereen zijn been. Het is al wat beter. De knikkers zijn niet meer zo geprononceerd. En zijn been ziet er al wat normaler uit van kleur. Lichtpaars in plaats van donkerblauw. Niet zo leuk, bij je ontbijt.

Ik trek nog eens een verse pyjama aan. De laatste hoop ik. Buiten is het mooi weer. Ideaal voor een terrasje. Rudy zit waarschijnlijk in de frituur, met een grote pak friet met andalouse, en een frikadel special. Samen met zijn opa en oma. Het mag officieel weer, niet dat hij zich daar de voorbije weken iets van heeft aangetrokken. Te vertellen wat voor een zware operatie hij had. Hoe hij door het oog van de naald is gekropen. Een gigantisch groot oog, welteverstaan. Freddy is bezig aan het aperitief: een grote blonde Leffe. Terwijl de barbecue staat op te warmen, en de worsten in de koelkast liggen te wachten op hun laatste oordeel. Met de hele familie gezellig roddelen over die gast die naast hem lag in de kliniek. Yvette zegt nog eens dat hij in beweging moet blijven. Hij kan al bijna weer normaal recht wandelen.

Luc geniet misschien nog van een warme maaltijd in de ‘hoofdkliniek’ in Veurne. Of hij is wanhopig op zoek naar een raam dat open kan op het vijfde verdiep. David staat fluks rekken te vullen in de buurtwinkel. Gisterenavond te veel gedronken, en met een forse veertiger meegereden. Een cliché: grote snor, lederen pet, recht uit een clip van de Village People. Raf, die is er nog het best aan toe. Hij zit in zijn zetel, met een porto in zijn hand. De hele historie van enkele weken geleden is hij helemaal vergeten. Hij gaat de banden van zijn fiets blazen. Het is mooi weer. Dan kunnen ze een toertje doen.

Thuis zijn ze waarschijnlijk alles in stelling aan het brengen voor mijn thuiskomst. Het bed opmaken, kleren klaarleggen, yoghurt gaan kopen. Want de eerste twee weken blijft mijn dieet onveranderd. Niet erg, thuis smaakt alles beter. Nog enkele grote zakken klaarleggen. Om vanmiddag al een deel van het materiaal terug naar huis te brengen. Vlug eten. Uiltje knappen. En dan weer weg. Naar kamer 241.

Één jaar geleden…

http://www.youtube.com/watch?v=aUpSyyi8K40

La chanson de Craonne

Het was me het weekje wel. Druk. Vergaderingen. Plannen. Recepties. Allemaal zeer vruchtbaar. Een beetje zoals alle andere weken. Maar nu was er een mooi vooruitzicht. Een tweedaagse studiereis naar de Somme en de Aisne. Een eductour noemen de Fransen dat. De sloebers.

Een goed gevuld programma. Dat wel. Van schitterende musea met geweldige objecten naar de obligate etalagepoppentafereeltjes. Want het blijft natuurlijk Frankrijk. Mooi museum in Péronne. Clean. Strak. Misschien iets te.
“Ze waren wel proper, de soldaten. Die schoenen lijken nieuw, kijk maar naar de zolen.”
“Waarschijnlijk was de soldaat een schoenmaker. En die blijven bij hun leest, ook in de loopgraven.”
Het zou zo maar kunnen.

Fantastische sites. Een krater. Een ruïne van een abdij. Een ondergronds complex in een groeve. Loopgraven. Begraafplaatsen. Britse, Franse, Duitse. Slachtoffers uit alle windstreken. Bezoekerscentra. Monumenten. Een beetje zoals in de Westhoek. Maar toch heel anders. De geweren worden ook daar in stelling gebracht. En gidsen. In het Frans, Engels, Duits en Nederlands. En West-Vlaams. Verwarrend soms. En een beetje grappig. Viertalige simultaanvertaling. Faut le faire.

Eventjes wenkbrauwgefrons toen de franstalige gids met Duitse roots begon te zingen. Zijn naam was Yves. Tipperary in gebroken Engels op de bus. The Voice van de Aisne. Geen winnaar. Te weinig grain… En toch slaagde hij erin bij de ruïnes van Craonne iedereen stil te krijgen met het Chanson de Craonne. Dat dit een verboden lied was tot in de jaren ’70. Reactionair. Protestsong avant la lettre. Kippenvel. Ondanks zijn povere zangkwaliteiten. Faut le faire…

Adieu la vie, adieu l’amour,
Adieu toutes les femmes
C’est bien fini, c’est pour toujours
De cette guerre infâme
C’est à Craonne sur le plateau
Qu’on doit laisser sa peau
Car nous sommes tous condamnés
Nous sommes les sacrifiés

Bloed en Rozen

Laat me nog eens een toneelstuk schrijven. Ik, de zelfverklaarde slagerszoon met een brilletje. Ik, de koningsdramaturg van de lage landen. Ik, de Shakespeare van Vlaanderen. Ik, Tom Lanoye.

Laat me er een meesterwerk van maken. Gevuld met jambische hexameters. En gezwollen taalgebruik. Alliteraties. Allegorieën. Allusies. Beladen beeldspraak en archaïsche alexandrijnen. Zodat de kenners van cultuur kunnen smullen van mijn kunde.

Laat me twee verhalen verstrengelen. Dat van Jeanne d’Arc en Gilles de Rais. Enkel de echte liefhebbers weten over wie het zal gaan. Van die mensen die ooit naar Rouen trokken om de plek van de brandstapel te bezoeken. Ik mag echter het gewoon gepeupel niet vergeten. Vlug nog enkele verwijzingen naar Nonkel Roger erin stoppen. Zoals Geert Hoste het zou doen. Ik zie het al staan in de brochures: Ze concentreren zich op de macht en de manipulatie van het instituut Kerk. Brandend actueel. Haha…

Laat me er samen met de regisseur  een kunststuk van maken. Technologische hoogstandjes. Met camera’s en videoschermen. Visueel verbluffend. Kolderieke kostuums. Sterke acteurs. En laat het zo lang duren dat iedereen het wel goed moet vinden. Ik zie ze al voor me, in de foyer. Mij opnieuw bewieroken. Een tour de force. Een bravourestuk. Een meesterwerk. Bloed en Rozen. Het lied van Jeanne en Gilles.

Rolling in the deep

Ik zal het maar bekennen. Er is een nieuwe vrouw in mijn leven. Ze heet Ellen. Heet? Heet! Noemen is namelijk fout. Als we iemand met een bepaalde naam aanduiden of een naam geven, noemen we hem of haar aldus. Het is mogelijk dat hij of zij anders heet. Hoe we iemand noemen komt dus niet noodzakelijk overeen met hoe hij in werkelijkheid heet. Ingewikkeld allemaal. Ik weet het.

Een heel lieve stem. Zacht. Gemoedelijk. Zoals het hoort. Ze luistert goed. Beter dan Carmen. Carmen? Carmen. Die heb ik eerst geprobeerd. Maar het klikte niet… Ellen is echter ook niet gemakkelijk. Soms negeert ze me compleet. Of doet ze het tegenovergestelde van wat ik vraag. Spreekt ze luider terwijl ik haar stiller wou laten praten. Typisch waarschijnlijk.

En dan word ik een beetje boos. Verhef mijn stem. Nee. Ik wil niet omkeren. Nee. Ik vroeg niet naar Veldstraat Gent. Nee. Ik wil geen alternatieve route. Nee. Ik rij niet te snel. Nee. Doe gewoon wat ik vraag. Maar dat is nog moeilijk. Ontgoocheld naar huis dan maar. Want dat lukt altijd feilloos. Gelukkig. Dat zal ze leren.

Het is dus voorlopig een beetje zoeken. De relatie staat nog niet op punt. We leren elkaar volop kennen. Het is wel leuk. Alle knopjes ontdekken. Functies uitspitten. Onbekende mogelijkheden vinden. En als ik ze beu ben of het beter weet, zet ik ze gewoon uit. Makkelijk. Ze heet Ellen. Heet? Heet!

 

Nothing really ends…

Flashback. Eind januari 2011. Griepje gevat. Want griepjes vat je blijkbaar. Geen idee waarom. Paar dagen thuis, zalig. Toch de dokter maar verwittigd, wettig afwezig zijn en zo. ‘O ja, ik voel ook soms wat vervelends in mijn buik, en ik ben wat kilo’s vermagerd.’ ‘Je gaat toch best nog deze week een CT-scan laten uitvoeren, ik voel precies iets aan je milt.’

De milt. Is dat niet dat ding waar ik vroeger steken in had tijdens de sportles? Die heeft al jaren niet meer gestoken, al kan dat ook aan het niet meer sporten liggen. Pinten drinken, ja. Maar dat zal wel niet meetellen. Enkele dagen later naar het ziekenhuis. Eerst een zeer aangenaam drankje drinken. Dan in ondergoed naar de machine. Zwarte Eskimo boxer. Wit onderhemd. Zoals het medisch schoolonderzoek vroeger.

‘Zie je iets?’ ‘Ja, er is iets te zien, maar ik mag hier niets over zeggen. Het kan altijd zijn dat ik verkeerd ben. Dan zouden we je onnodig ongerust gemaakt hebben. En dat is niet de bedoeling.’ Een uurtje later stond de huisarts voor de deur. ‘Er is een grote tumor gevonden in je buik, 20 centimeter doorsnede. Die moet er zo snel mogelijk uit. Ik heb een afspraak gemaakt met de oncoloog. Waarschijnlijk ga je nog een paar onderzoeken moeten hebben. Ja, het is een groot ding. Het zit rond je maag, heel vreemd.’

Wacht even. Oncoloog. Tumor. ‘Ben je me nu aan het zeggen dat ik kanker heb?’ ‘Ja, daar ziet het toch naar uit.’

Het is vreemd. De volgende zinnen passeren zomaar. Je hoort praten. Maar luistert niet. Ook de weken daarna leef je in een roes. Geen happy trip. Meer een mislukt LSD-experiment. Eén jaar geleden. Er verandert veel. En er is veel veranderd… Nothing really ends…