Godverdomme, ze ziet er goed uit. En dat net terwijl je trui, perfect gekozen voor een wintertype, ruikt naar ziekenhuis. Geen idee hoe het komt. Vergeet flashbacks naar oude liefdes, overbodige ringen of lievelingen. Neen, teruggevoerd naar iets wat je liefst voor altijd vergeet. De geur van morfine, smof en tazoscin. En oude kamergenoten met gebreken. Geen idee waarover dit gaat? Prijs je gelukkig…
Daar zit je dan. Met een trui. Die ruikt. Naar ziekenhuis. Tegen de buurman wat onnozelheden uitkramen. In de hoop dat het hem niet opvalt. Nu, waarschijnlijk herkent hij de geur niet. Maar toch voel je je alsof je in het geniep een scheet liet, en kort nadien merkt dat het spreekwoord klopt. Blaffende honden bijten niet, maar wat met honden die niet blaffen. De geur verspreidt zich meer en meer. Ze zit ver genoeg, hopelijk merkt ze het niet. Negeren, zoveel mogelijk.
En het is hier warm! Nog een zweetwalm erbij. Zou ze iets door hebben? Waarschijnlijk niet. Ze ziet me toch niet staan. Of zitten. Misschien best. De meneer vooraan doet zijn best om het interessant te maken. Ijdele hoop. Eventjes ogen dicht. Terug naar een tijdje geleden. Fresubin. Plat water. Boterhammen zonder korstjes. Zeemanpyjama’s. Dokters die hun verhaaltje vertellen. Wensen dat je weg mag. Hopen op een leuke toekomst. Alles verdringen. Eventjes. Naar hoe het zou kunnen zijn. His and hers.
Plots wakkergeschud. Vergadering gedaan. Diep inademen. Checken of iemand het merkt. Misschien nog een drankje en een hapje straks. Je weet maar nooit hier. Dan kan de walm van goedkope cheeto’s en zoute koekjes de andere verbergen. Want die trui ruikt nog altijd. Naar ziekenhuis. Ze staat aan de andere kant van de kamer. Ver genoeg om niets in de gaten te hebben. En godverdomme, ze ziet er goed uit…