Gohgoh, het was me het weekendje wel. Wisselvallig weer had de man met de ex-snor voorspeld. Jammer genoeg sloeg hij voor een keer nagels met koppen. Festival Dranouter was machtig. Modderig. Maar machtig. Veel bekend volk tegengekomen. Nog meer onbekend volk eigenlijk. Goede muziek. Toffe sfeer. Zoals het hoort. Een minpunt? Geen pickles meer bij de frietjes. Ik lust echter geen pickles. Geen minpunt dus.
Vandaag wat afkicken. Boodschappen doen. Mijn voorganger aan de kassa was een bekende onbekende. Hij leek een beetje op Kurtje. Een dikkerdje waar ik mee in de eerste kleuterklas zat. En die me, na een ruzie over een emmertje, in de zandbak een oplawaai verkocht. Wenend naar de juffrouw. Kurtje mocht in de hoek staan. En ik kreeg het emmertje. Zijn verdiende loon.
Hij keek me aan alsof hij me elk moment een oplawaai wou verkopen. Ter plekke. Hij zou zomaar Bert kunnen heten. Of Jacky. Daar stond ik dan, karretje in de hand. Hem zou ik liever niet tegenkomen ’s nachts. Gelukkig niet gezien op het festivalterrein. Een bonk van een kerel. De fitnesszaal kent voor hem geen geheimen meer. Een vage blijk van herkenning. Ik stond even aan de grond genageld.
Het was de zoon van Danny. Danny? Danny. Medekandidaat 4 in mijn avontuur van ondertussen enkele maanden geleden. Een man die wat te veel aan het babbelwater zat. Zoals Jacky Lafon in Familie? Zoiets, ja. Prostaat en zo. Een verplicht nummer, volgens de dokters. De appel kan niet verder van de boom vallen. Een vluchtige knik. Zo is hij wel. Bert. Of Jacky. Niet veel woorden aan vuil maken. ‘Oewist?’ ‘Goed.’ Einde conversatie. Mooi zo.
[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=l0_3_NgB_DU&feature=related]