Martha. Net thuis van een maand Amerika. Bezoek aan haar zoon. Die daar werkt. En woont. Met zijn vrouw. Een Zweedse. Elkaar leren kennen in Kenia. Wat een spannend leven heeft hij toch. Niet zoals Martha. Na een maand Amerika is het weer gewoon boodschappen doen. Met haar gewone Volkswagen. In een gewoon dorp. Op een gewone dinsdagmiddag.
Een beetje treuzelen tussen de rekken. Hopen dat iemand opmerkt dat ze net een verre reis heeft gemaakt . Dan kan ze een praatje maken. Opzettelijk tegen de winkelkar van de meneer voor haar rijden. Met een vet Amerikaans accent ‘sorry’ zeggen. Het maakt weinig indruk. Net als haar I hartje NY t-shirt.
Vragen aan een rekkenvulster of ze ook Amerikaanse producten hebben. ‘Neen mevrouw, het is Afrikaweek’. Pindasoep. Of bakbananen. Een heel rek vol. Geen marshmallows, cranberryjuice, hamburgers of popcorn. Jammer. Alweer een conversatiekans verkeken. Was haar zoon nu maar in Kenia gebleven. Dan kon ze een episch avontuur over bakbananen en malaria opdissen.
Naar de kassa dan maar. Traag alles op de band zetten. Inladen. Betalen. ’64 euro en 33 eurocent mevrouw’. Ze ziet haar kans schoon. ‘Ik ben het niet meer gewoon, die euro’s, na een maand met dollars.’ Het hele verhaal. De kassierster veinst interesse. Aangenaam voor de slungel die ongeduldig in de rij wacht. Haar kar wat wegduwen. Met een vet Amerikaans accent ‘sorry’ zeggen. Het maakt indruk. En weg is ze.
Martha. Net thuis van een maand Amerika. Bezoek aan haar zoon. Wat een spannend leven heeft hij toch. Niet zoals Martha. Met haar gewone Volkswagen. In een gewoon dorp. Op een gewone dinsdagmiddag. Misschien toch maar eens bellen vanavond. Om herinneringen op te halen. En haar Amerikaans accent wat bij te schaven.